Wat riskeren we te verliezen als we kinderen niet uitdagen?
Veel mensen denken dat het voor hoogbegaafde kinderen een luxe is in de klas, want dat is toch handig als alles makkelijk is? Maar wanneer de reguliere leerplannen niet stimulerend genoeg zijn om deze hongerige jonge hersenen te kunnen voeden, gaan ze zich vervelen en kunnen deze kinderen verloren geraken in ons onderwijssysteem. Sommige jongeren gaan spijbelen, ‘zakken af’ naar TSO of zelfs BSO en velen eindigen zonder diploma. De meeste onder hen ontwikkelen nooit hun volledige potentieel!
Eén van de redenen dat dit een groot verlies is, is het feit dat dit hoogbegaafde kind net een talent kan zijn voor het ontwikkelen van nieuwe ideeën en innoverende producten. Als je grote wereldproblemen zoals de klimaatverandering, milieuvervuiling of terrorisme wilt oplossen, dan moet je gewoon hoogbegaafde kinderen de kans geven om aan hun intellectuele behoeften te voldoen.
Hoogbegaafde leerlingen zijn in staat om nieuwe informatie snel onder de knie te krijgen, maar scholen kunnen vaak niet aan hun leersnelheid tegemoet komen. Scholen zijn ook vaak gericht op het helpen van de zwakkere leerlingen in de klas waardoor het stimuleren van de sterkere kinderen ondergesneeuwd blijft. Dat geeft een waar recept voor frustratie en onderpresteren. Hiervoor is het nodig dat deze kinderen worden uitgedaagd met moeilijker leerstof.
In een zeer recent, maar longitudinaal onderzoek (SMPY) van Lubinski werden decennialang meer dan 5000 hoogbegaafde kinderen gevolgd tot op late leeftijd:
Gestart in 1971 aan de Johns Hopkins University door pionier Julian Stanley, heeft het SMPY tal aan inzichten opgeleverd in wat hoogbegaafdheid bij kinderen betekent en wat ze nodig hebben in scholen. Hoogbegaafde leerlingen die een hoge ‘dosis’ verrijking en versnelling kregen op gebied van wetenschappen, technologie en wiskunde bleken later tweemaal zoveel te doctoreren en een ambt op te nemen in dit STEM-gebied aan een universiteit. Ook degenen die een klas hadden overgeslaan behaalden meer doctoraten, publiceerden meer en verkregen meer patenten. Hoogbegaafde leerlingen die deze mogelijkheden niet kregen, presteerden nog steeds bovengemiddeld, maar bereikten niet veel in hun latere leven. Lubinski noemt dit een ‘enorme verspilling van talent‘!
Het SMPY-onderzoek geeft onze scholen een belangrijke les: kinderen leren optimaal van een curriculum dat op hun eigen tempo wordt gegeven. Te snel geeft hen frustratie, te traag doet hen vervelen. Individuele leerlingen variëren enorm in de snelheid van leren, zelfs binnen de top 1 procent van intellectueel talent; dus zelfs onder de groep hoogbegaafde leerlingen zit er al veel verschil in leertempo.
Versneld door de leerstof gaan of zelfs een klas overslaan zijn mogelijkheden die een school moét bekijken, naast het gewone compacten en verrijken in de klas. In dit onderzoek – en nog vele andere – bleek ook dat volwassen hoogbegaafden helemaal geen spijt hadden van het springen van klassen of sneller door één of ander vak te gaan, dit in tegenstelling tot de algemene perceptie van leerkrachten en ouders dat versnellen steeds gepaard gaat met emotionele of sociale problemen en dan vooral in de puberteit. Tal van onderzoeken bewijzen overduidelijk het tegengestelde.
Door deze hoogpotentiële kinderen niet te identificeren – door onderpresteerders niet te herkennen als hoogbegaafd – en hen niet te ondersteunen, schieten we onszelf als maatschappij in de voet. Andere landen, zoals in Oost-Azië, hebben hier een duidelijke visie over en stimuleren hoogbegaafde kinderen om deel te nemen aan specifieke programma’s op school waarin ze kunnen en durven uitblinken.
Zoals Lubinski terecht opmerkt, moeten we ons uitzonderlijk kapitaal ontwikkelen in de huidige competitieve globale economie. Anders riskeren we veel te verliezen… “We missen onze hedendaagse Thomas Edisons en Henry Fords.”
Leave A Comment